Mascha Furth Taaltrainingen
Begrijpelijk schrijven voor juristen en overheid | argumenteren | pleiten |onderhandelen |



Mijn blogs

 

Bulletproof of niet? Vijf valkuilen van bullets - 22 februari 2019

In juridische teksten zijn bullets populair – bolletjes in de kantlijn die de complexe juridische materie in hapklare brokken aan de lezer presenteren zodat die in het bos nog de bomen kan ontwaren. Juristen gebruiken ze graag, en geef ze eens ongelijk: bullets kunnen de lezer veel houvast geven als ze goed worden gebruikt. In mijn praktijk zie ik helaas vaak dat het misgaat, en dat bullets juist voor meer verwarring zorgen. Daarom hieronder een top 5 van dingen die misgaan bij gebruik van bullets:

1.      Ze zijn eigenlijk verkapte alinea’s

De schrijver snapt dat bullets kunnen helpen, dus heeft hij de alinea’s allemaal voorzien van een bolletje, en voilá! Het is plotseling overzichtelijk geworden. Dit voegt echter niets toe aan het overzicht: de groepering was al zichtbaar zonder de bullets.

2.      Ze sluiten niet aan bij de aankondiging

De eerste delen gaat het nog goed, maar gaandeweg dwaalt de schrijver af en gaan de bullets een eigen leven leiden. Op zich is het verhaal te volgen, maar het levert niet meer de ordening op waar het de schrijver om te doen was.

3.      Ze hebben niet dezelfde vorm en functie

Juristen kondigen hun hoofdargumenten graag aan voor ze aan de feitelijke onderbouwing beginnen. Bullets lenen zich daar goed voor. Maar ook hier gaat het wel eens mis: dan is de derde bullet eigenlijk een verdere onderbouwing van de tweede, of zijn de eerste bullets nevenschikkende argumenten, terwijl de laatste twee aparte, meervoudige verdedigingslijnen zijn. Niet erg overzichtelijk dus.

4.      Ze hebben niet allemaal ongeveer dezelfde lengte

Een enorme ergernis: de eerste bullets bestaan uit één regel, de volgende uit zes, de laatste heeft slechts twee woorden. Lelijk, en het geeft een onevenwichtig beeld.

5.      Ze hebben niet de juiste interpunctie

De regels zijn simpel: bestaan de bullets allemaal uit één of meer zelfstandig leesbare zinnen, dan krijgen ze allemaal een hoofdletter, en sluit je ze allemaal af met een punt. Maken ze de aankondigende zin af, dan krijgen ze allemaal een kleine letter en sluit je af met een puntkomma, behalve de laatste, want die krijgt een punt.

Wil je bulletproof schrijven, zorg er dan voor dat de bullets aansluiten bij de aankondiging, dezelfde vorm, functie en lengte hebben en zijn voorzien van de juiste interpunctie. Is dat allemaal goed gegaan, dan heeft de lezer inderdaad houvast. Maar sla niet door! Te veel rijtjes en opsommingen geven een versnipperde indruk waardoor de structuur van de tekst weer lastiger te doorgronden is. 


Besmetting met prolepsie - 1 februari 2019

Juristen lijden aan een hardnekkig en besmettelijk kwaaltje: prolepsie. Prolepsie is afgeleid van prolepsis, vooropplaatsing. Prolepsie wordt gebruikt als stijlmiddel om nadruk te leggen:

               To  be or not to be, that’s the question.

Deze zin was zeker niet zo populair geworden als Shakespeare had geschreven:

               The question is: to be or not to be.

Echter, juristen slaan hierin door. Immers, ze doen dat op iedere denkbare plek in de tekst. Daardoor ontstaan lelijke zinnen, zoals de twee zinnen hiervoor. Nog erger is prolepsie als daarna de woorden in verkeerde volgorde komen te staan:

               Echter slaan juristen hierin door.

De correcte volgorde is: ‘Juristen slaan hierin echter door’, maar in juridische teksten verschijnt steeds vaker deze kromme constructie. De neiging om echter naar voren te harken komt denk ik uit het Engels: ‘However, …’. In het Engels klinkt het alleen veel beter, en gaat de rest van de zin ook niet mis.

De kwaal is zeer besmettelijk; prolepsie komt overal voor:

               Niet in geschil is de vraag of gedaagde is tekortgeschoten.

               Geen grondslag bestaat voor het oordeel dat de staatssecretaris hiermee geen rekening mocht houden.

               Aannemelijk is dat eiser hier zelf deels verantwoordelijk is.

Vast staat dat werknemer langdurig ziek is.

Waarom doen juristen dat toch? Ik denk dat de meeste mensen – dus ook juristen – chiquer proberen te klinken als ze iets op papier moeten zetten. Men wordt wat krampachtig en dan gaan de formuleringen er ineens formeel en stijfjes uitzien. Ook heb ik begrepen dat er bij sommigen een grote angst bestaat voor het woordje er. Heel vaak kan er worden weggelaten, maar het hoeft zeker niet altijd gemeden. Met een zin als  ‘Er bestaat geen grondslag voor het oordeel…’ is niets mis. En wat moeten we anders doen met het liedje ‘Er is er een jarig’? Taalkundigen zullen dit beamen: er en ook  het ( ‘Het is niet in geschil dat…’) hebben een grammaticale functie die taalgebruikers ook zullen herkennen. Daarom mogen ze in zulke zinnen worden gebruikt: niemand zal zich afvragen ‘waar?’ of ‘wat?’. Daarom raad ik aan prolepsis mondjesmaat te gebruiken om nadruk te leggen, maar niet door te slaan in prolepsie, want daar doe je het effect mee teniet.

Voorts: een handige kameleon - 10 juli 2018

Vorige week schreef Joyce Lie (Judge Joyce) op Twitter over het gebruik van ‘voorts’:

Zijn er eigenlijk niet-juristen die wel eens het woord 'voorts' in een tekst gebruiken? Ik ben het vandaag zo'n zestig keer tegengekomen in de dossiers die ik las, en ben nu volledig voorts-murw.'

Ik deel haar ervaring: ik ben in één uitspraak wel eens 46 keer het woordje ‘voorts’ tegengekomen. Een twitteraar reageerde met: ‘er is niets onbegrijpelijks aan “voorts”, ‘ en daarmee was voor hem de kous af. Maar heeft hij daarin ook gelijk?

Allereerst is ‘voorts,’ zoals Judge Joyce ook aan de twitteraar uitlegt, archaïsch taalgebruik dat niet bijdraagt aan de begrijpelijkheid van de uitspraak. Maar daarnaast is er een ander probleem met ‘voorts’: het wordt in teksten vaak gebruikt als een stukje juridisch plakband. Weet je niet meer hoe je van de ene alinea naar de andere komt, van het ene argument naar het andere, of van de ene zin naar de andere? Plak er ‘voorts’ tussen en je probleem is opgelost. Voor de lezer laat je zo in het midden hoe die twee alinea’s, argumenten, zinnen met elkaar samenhangen.

In de volgende voorbeelden betekent ‘voorts’ telkens iets anders:

Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden en een normale en gezonde seksuele ontwikkeling van een 9-jarig meisje doorkruist. Voorts heeft zijn daad ook gezorgd voor grote onrust in de samenleving en voor angst bij andere kinderen en ouders.

Verdachte heeft de code van de kluis opzettelijk aan de overvallers doorgegeven. Voorts heeft hij opzettelijk bivakmutsen en tie-wraps verschaft om de overval te plegen. Hij is dus medeplichtig aan de overval.

Verdachte heeft met een drukpers bankbiljetten vervalst. Voorts is hij op heterdaad betrapt toen hij deze bankbiljetten als echt en onvervalst aanbood bij De Bijenkorf toen hij een Prada handtas wilde afrekenen. Verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan valsemunterij.

In het eerste voorbeeld geeft ‘voorts’ en chronologisch verband weer, in het tweede voorbeeld verbindt ‘voorts’ twee onafhankelijke, meervoudige argumenten met elkaar en in het derde voorbeeld plakt het juist argumenten aan elkaar die tezamen  de conclusie onderbouwen. ‘Voorts’ is dus eigenlijk een kameleon: het past zich aan zijn omgeving aan, en is daarom zo handig en populair in het gebruik. Nadeel is dat de lezer er ook weer zijn eigen interpretatie in kan leggen, en in die zin is ‘voorts’ niet altijd even duidelijk voor de lezer. Wanneer kan het dan wel? Als de kameleon zich aanpast aan een omgeving die geen andere interpretatie open laat: ‘ten eerste … ten tweede … voorts … tot slot …’ Dan begrijpt iedere lezer: hier staat ‘ten derde’, en is er geen bezwaar om ‘voorts’ te gebruiken.

Hee mattie, heb je wat doekoe voor me? - 19 mei 2018 

 ‘Ik heb mijn bestanden geüpdatet en alle oude documenten gedeletet’. De juristen aan wie ik lesgeef vinden het zó lelijk, die spelling van Engelse werkwoorden. Ze gebruiken dan liever Nederlands alternatieven: geactualiseerd en gewist. Dit hoor ik regelmatig, en altijd staan er dan wel een of twee taalpuristen op die het eigenlijk ontoelaatbaar vinden, al dat Engels in onze taal. En als ze dan toch bezig zijn: germanismen zijn ook uit den boze. Ze willen graag dat ik dat bevestig: weg met al die buitenlandse invloeden, we moeten onze taal puur houden!

Als Neerlandica ben ik – misschien onverwacht –erg soepel hierin. Wij leren namelijk tijdens onze studie dat taal niet statisch, maar juist dynamisch is: taal past zich telkens aan onze behoeften aan. Vinden we nieuwe dingen uit, dan worden hier ook woorden voor gevonden. Zoeken we veel op via Google? Dan gaan we dat googelen noemen. Sturen we berichten met WhatsApp? We gaan elkaar whatsappen. Is de beamer uitgevonden? Ineens kun je iemand beamen. Die woorden worden niet voorgeschreven door een commissie of door wetten, die worden bedacht door de taalgebruikers zelf. En dan moeten die woorden ook worden gespeld in het Nederlands.

Het Nederlands heeft heel veel woorden uit andere talen overgenomen. Dat begon al bij de oude Grieken, zoals psyche, en Romeinen - aquarium, museum. In de middeleeuwen kwamen Italiaanse kooplieden zich vestigen in onze steden, en namen we hun bankjargon over, zoals saldo, bruto, netto. In de Franse tijd kregen we er veel woorden bij: etage, conciërge, niveau. Tegenwoordig zijn we meer gericht op de Verenigde Staten, en krijgen we dus veel Engelse woorden in onze taal: barbecueën, deleten, upgraden. Datzelfde geldt voor straattaal: we nemen er al gauw delen van over in ons dagelijkse taalgebruik: ‘Chill mattie, jij hebt swag!’

Grappig is dan weer wel dat diezelfde taalpuristen – onder rechters en advocaten kom ik ze vaak tegen –niet terugdeinzen voor Latijn of Frans in processtukken: in casu, juncto, de dato en ne bis in idem kom je maar al te vaak tegen. Ook hoor ik ze met droge ogen beweren dat er geen andere manier is om détournement de pouvoir op te schrijven. Wat is er mis met ‘misbruik van bevoegdheden’? Je kunt het ook overdrijven.

Een mooi verhaal hoorde ik van een griffier uit de familiekamer. Zij was bij een hoorzitting in verband met een moeizame echtscheiding, en behalve de ex-echtgenoten zat ook de nieuwe vriendin van de man in de zaal. Hij vertelde aan de rechter dat ze een menage a trois hadden, waarop de griffier reageerde: ‘Dat is toch positief, dat jullie gezellig met z’n drieën kunnen eten!’ Hebben de taalpuristen misschien toch een punt? 

In beginsel – onmisbaar of overbodig? - 4 mei 2018

Een man wil graag zijn auto parkeren in de parkeergarage onder de flat waar hij woont, maar hij krijgt te horen dat hij dat niet mag. Waarom niet? Hij besluit het bij de rechter uit te vechten. De rechtbank overweegt: ‘De parkeervoorziening moet duurzaam beschikbaar zijn voor de bewoners van het complex waartoe de parkeervoorziening behoort, in die zin dat bewoners in beginsel in aanmerking moeten kunnen komen voor een parkeerplaats.’ O, dus het mag? Nou, niet zo snel, het mag in beginsel.

Ik vraag me af hoe dat in het dagelijks leven zou uitpakken. ‘Kom je morgen op mijn verjaardag?’ ‘In beginsel wel’. ‘Wat eten we vanavond?’ ‘In beginsel eten we kip tandoori!’ Bedoel ik dan: ik kom op je verjaardag, tenzij ik onder een bus loop? Of: tenzij ik iets beters te doen heb? Houd ik een slag om de arm voor als de kip tandoori mislukt en ik pizza moet bestellen? Of is nu eenmaal niets in het leven zeker? Het zou allemaal kunnen.

Voor de argeloze burger voelt in beginsel als een fifty-fifty kans: het zou kunnen maar het zou ook niet kunnen. Juristen houden graag die slag om de arm, er kunnen immers uitzonderingen zijn. Doet zich toevallig zo’n uitzondering voor, dan krijgen zij de schuld: zij hadden moeten waarschuwen. Maar het is nu eenmaal ondoenlijk om alle uitzonderingen op te sommen, daar wordt een tekst vaak ook niet veel duidelijker van. De flatbewoner heeft er echter niet zo veel aan: die wil weten of hij zijn auto wel of niet in de garage mag parkeren. Daar wordt hij op het verkeerde been gezet: het mag in beginsel wel, maar toch krijgt zijn parkeerplaats niet. Waarom niet, is te lezen in ECLI:NL:RBROT:2018:3070, een uitspraak die verder ook niet heel begrijpelijk is voor een lezer die niet goed is ingewijd in het bestuursrecht.

Hoe kan het wel? Gebruik bijvoorbeeld een ‘tenzij-bepaling’: ‘we eten kip, tenzij die op is, in dat geval wordt het pizza.’ Of geef een voorbeeld van de meest waarschijnlijke uitzonderingen: ‘Ik kom op je verjaardag, behalve als ik nog te veel te doen heb. Ik heb onder andere mijn werk niet af en misschien moet ik mijn dochter ook nog ophalen.’ Dan kan de toehoorder zelf wel een inschatting maken van het risico en daaruit afleiden hoe groot de kans is dat iets doorgaat of niet. De rechtbank was duidelijker geweest als ze had gezegd: ‘U hebt recht op een parkeerplaats tenzij…’ De man had het dan zeker beter begrepen. 

 

 De pleitstijl van meester Weski – 26 april 2018

In een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam kreeg Ines Weski een veeg uit de pan vanwege haar pleitstijl. De kritiek was niet mals:

De rechtbank hecht eraan vooraf op te merken dat het niet eenvoudig is geweest tot een begrijpelijke samenvatting […] te komen. Duidelijk is dat het overgrote deel van het verweer betrekking heeft op het onderzoek […]. Minder duidelijk is wat precies in al die pagina’s wordt betoogd. […] Voor de rechtbank is het, ondanks de indeling in hoofdstukken, die elk een op zich begrijpelijke titel hebben, lastig gebleken de structuur in het betoog te ontdekken. Uitdrukkelijk onderbouwde standpunten zijn, ook door het zeer wijdlopige en grammaticaal niet kloppende taalgebruik, niet eenvoudig te onderscheiden. Complicerend is verder dat dezelfde argumenten vaak onder verschillende hoofdstukken terugkomen […].

De langste zin die de rechters aangetroffen in haar pleitnota was meer dan 400 woorden. Ines Weski ken ik alleen uit haar optredens in talkshows, en daar maakt ze op mij altijd een heldere en welbespraakte indruk. Ik begrijp dan ook niet waarom zij denkt dat deze tactiek in het voordeel van haar cliënt zou zijn; ik ken niemand die overtuigd raakt door wartaal of onbegrijpelijke redeneringen.

Uit de kritiek van de rechtbank kunnen advocaten – en trouwens ook de rechters zelf – wel een belangrijke les halen: begrijpelijkheid van juridische teksten zit hem niet alleen in het woordgebruik of korte zinnen, zoals ik al eerder heb betoogd. Wat vooral telt is: is de gedachtegang te volgen? Zijn de argumenten herkenbaar, en kun je reconstrueren hoe die met elkaar samenhangen? Hoe leiden die tot de conclusie? Het blijkt dat alle juristen daarmee worstelen, advocaat én rechter, juist omdat ze in staat moeten zijn complexe juridische redeneringen helder op te schrijven. Dat heeft niets te maken met het niveau van hun lezers, dat hangt zuiver af van hun vermogen een ingewikkelde redenering zo op te schrijven dat ze niet van alles erbij slepen, of juist stappen overslaan, en het geheel in een logische volgorde aan hun lezers presenteren. Gaat daar iets mis, dan is het voor iedereen moeilijk te achterhalen hoe de rechter of advocaat heeft geredeneerd. En snapt de lezer het niet, dan raakt hij zeker niet overtuigd, wie die lezer ook is. 

 Ten aanzien van voorzetseluitdrukkingen - 19 april 2018

Kort en bondig leren schrijven – dat is het verzoek dat ik meestal van mijn cursisten krijg aan het begin van een training. Kort en bondig schrijven kan op allerlei manieren, maar een hele snelle manier om te bezuinigen is door af te kicken van de voorzetseluitdrukkingen: met betrekking tot, naar aanleiding van, ten aanzien van, en ga zo maar door. We hebben in het Nederlands een heleboel voorzetseluitdrukkingen, en op een of andere manier zijn zakelijk schrijvers ook altijd erg op ze gesteld. Daarom is het misschien pijnlijk om te horen, maar eigenlijk hebben we ze nooit nodig. Weg met alle voorzetseluitdrukkingen! Dat ruimt enorm op.

Ik zal een voorbeeld geven:

Blijkens het verslag naar aanleiding van de hoorzitting van 27 september 2017 ten aanzien van het bezwaar van eiser met betrekking tot het primaire besluit van 12 april 2017 geeft de heer Popper namens eiser aan dat met name de gevaarzetting ten gevolge van de inrichting ter discussie staat.

Ten eerste is het spuuglelijk. Deze zin straalt mufheid uit, en vraagt een taai doorzettingsvermogen van de lezer. Het risico is dat die afhaakt, of de draad kwijtraakt. Ten tweede zijn voorzetseluitdrukkingen vager omdat ze vaak meerdere betekenissen hebben. Het is dan aan de lezer om de juiste betekenis eraan te verbinden. Ten aanzien van heeft maar liefst vijf verschillende betekenissen: van, voor, op, over en tegenover. Welke past in de zin hierboven? Dat mag de lezer dan zelf bepalen. Ten derde is het enkele voorzetsel korter: het geeft een bezuiniging van 66,67%! Als dat schrijvers niet over de streep haalt om ze voortaan te vermijden, dan weet ik het ook niet meer. Voor degenen die overtuigd zijn, hieronder een klein lijstje: 

Voorzetseluitdrukking

Enkel voorzetsel

als gevolg van

door

door middel van

met, door, via

in het kader van

bij, binnen

in verband met

wegens, vanwege, door, gezien

met betrekking tot

voor, over

naar aanleiding van

door, over, omdat (zin aanpassen)

ten aanzien van

van, voor, op, over, tegenover

ten behoeve van

voor

ten opzichte van

over, tegenover

  

Hoe lang mag een zin zijn? - 5 april 2018

Deze vraag krijg ik vaak te horen als ik lesgeef. Er is nogal wat discussie over lange zinnen: mogen die nou wel of niet? Een advocaat hoorde ik onlangs beweren: ‘Zinnen mogen nooit langer zijn dan 15 woorden.’ Ik viel zowat van mijn stoel van verbazing: hoe kwam hij daar nu bij? ‘Van een Neerlandica,’ was zijn antwoord. ‘Volgens haar moesten zinnen altijd korter dan 15 woorden om begrijpelijk te zijn.’   

Helaas hoor ik maar al te vaak dat juristen zulke adviezen krijgen. Dat is niet zo gek, want ze hebben er nogal een handje van om lange zinnen te schrijven. In uitspraken van rechtbanken kom ik wel eens zinnen tegen van 80-90 woorden, bij de Raad van State zelfs een keer een zin van meer dan 200 woorden! Maar al je zinnen kort houden, is ook niet fijn. Dan ontstaat er een staccato-stijl, en dat leest niet lekker: 

De administratie van eiser voldoet niet aan de eisen in artikel 52 AWR. Uit de administratie van eiser kan ik niet de voor de belastingheffing van belang zijnde gegevens halen. Ik kan niet bepalen of eiser aan zijn fiscale verplichtingen voldoet. Ik beschik niet over correcte en accurate verkoopbonnen. Iedere zekerheid met betrekking tot de volledigheid van de verantwoorde omzet ontbreekt. 

Daarnaast zijn verbanden vaak minder duidelijk als een schrijver alleen korte zinnetjes gebruikt. Hoe hangen de zinnen in het voorbeeld met elkaar samen? Wat is het standpunt? Wat zijn de argumenten? Welke argumenten onderbouwen de hoofdargumenten? Zonder kennis van het onderwerp kom je daar als lezer niet goed uit.   

Zinnen mogen dus best lang zijn, maar het moet natuurlijk niet te gek worden. Als korte en lange zinnen elkaar afwisselen, leest dat het prettigst. Maar maak van je zinnen geen puzzel, dus gebruik geen ingewikkelde constructies zoals tang- of passiefconstructies. In een uitspraak die Judge Joyce gisteren op Facebook zette, las ik deze zin van het hof: 

Nu de uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, dient de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 45 respectievelijk € 124 te vergoeden.

 Ik moet toegeven dat deze zin aan de lange kant is – 45 woorden – maar hij is vooral ingewikkeld door de vele voorzetsels en de enorme tangconstructie ‘het … griffierecht’. Maar juist in deze zin zet je niet zomaar een punt: je moet daarvoor de zin drastisch ombouwen. En dát maakt zinnen lastig leesbaar, hoe lang ze zijn doet er dan niet meer toe.


Opgeblazen woorden - 21 maart 2018

Gisteravond nestelde ik mij op de bank om lekker een DVD te kijken. Op het beginscherm kon Ik kiezen uit de talen English, Francais, Deutsch, Svensk of Nederlandstalig. Nederlandstalig? Waarom stond daar niet gewoon Nederlands? Waarom moeten wij woorden nou weer opblazen door daar ‘-talig’ aan vast te plakken? Zakelijk schrijvers hebben daar nogal eens een handje van; met name onder juristen is het enorm in trek. Bijvoorbeeld:

De heer Verburg is afkomstig uit Amsterdam, woonachtig in de Bloemenwijk gelegen in Utrecht, en werkzaam bij de rechtspraak. 

In dit voorbeeld staan maar liefst vier opgeblazen termen. Vooral ‘woonachtig’ kom ik ontzettend vaak tegen. Waarom plakken we daar zo vaak  ‘-achtig’ aan vast? Nazoeken in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (in de wandelgangen de ANS) leverde op dat we in twee gevallen ‘-achtig’ gebruiken. Ten eerste om aan te geven dat er veel van iets is, bijvoorbeeld: een regenachtige dag is een dag met veel regen, een heuvelachtig landschap, is een landschap met veel heuvels. Dit is duidelijk niet de toepassing voor ‘woonachtig’ dus het zou dan de tweede moeten zijn. Die wordt gebruikt om aan te geven dat iets op iets anders lijkt. Bijvoorbeeld: een jongensachtig meisje is een meisje dat op een jongen lijkt. Of: een katachtige is een dier met de kenmerken van een kat. Pas dat toe op ‘woonachtig’, dan lijken we daar te willen zeggen: het heeft er alle schijn van dat de heer Verburg daar woont. Eens kijken: ja, een huisachtig gebouw, met een dak, een deur en ramen, gevuld met meubels, ik weet niet precies wat hij daar uitspookt, maar het lijkt verdacht veel op wonen! Juristen zullen betogen dat je niet altijd weet of iemand ook daadwerkelijk ergens woont. In dat geval zou ik schrijven: de heer Verburg staat ingeschreven op het adres huppelepup. In alle andere gevallen kunnen we ook gewoon zeggen: 

De heer Verburg komt uit Amsterdam, woont in de Bloemenwijk [die ligt] in Utrecht, en hij werkt bij de rechtspraak. 

 

Aanmelden